Hoewel loting en deliberatieve democratie in de afgelopen jaren al vaker gebruikt zijn - denk bijvoorbeeld aan de abortuskwestie in Ierland - ging het altijd om een tijdelijk instrument, dat werd ingezet op initiatief van gekozen vertegenwoordigingen. Maar nu er voor Madrid en Oost-België permanente gelote burgerraden in het leven zijn geroepen, is er een nieuwe stap gezet. In zijn artikel Institutionalizing deliberative mini-publics in Madrid City and German Speaking Belgium – the first steps, analyseert professor Graham Smith (Universiteit van Westminster) deze eerste stappen in de institutionalisering van loting.
Madrid
De gemeenteraad van Madrid riep de Observatorio de la ciudad in het leven, een raad van 49 gelote Madrilenen. De respons op de eerste schriftelijke oproep aan de inwoners was overigens laag: slechts zo'n 4 procent van de aanvankelijk 30 duizend gelote burgers wilde meedoen. Om toch tot een behoorlijke afspiegeling van de bevolking te komen, werd er gewerkt met quota voor geslacht, leeftijd en wijk. Omdat de wijken van elkaar verschillen qua inkomensniveau, werd er langs die weg voor gezorgd dat de gelote burgers ook qua inkomen een goede afspiegeling waren van de bevolking.
Het probleem van de lage respons
Of een dergelijke getrapte loting met quota het probleem van de lage respons voldoende oplost, wordt door tegenstanders van loting betwist. Zijn de gekozen criteria immers relevant voor de onderwerpen waarover de gelote burgers zullen adviseren? Burgers verschillen immers op wel meer eigenschappen van elkaar dan alleen geslacht, leeftijd, locatie en sociaal-economische status. En bepaalde eigenschappen of omstandigheden, zoals bijvoorbeeld het gebonden zijn aan de zorg voor naasten, kunnen de respons onder die groep sterk doen afremmen, terwijl daarvoor via geen enkel quotum wordt gecompenseerd. Ouders met kinderen, of volwassenen die voor bejaarde ouders zorgen, kunnen bijvoorbeeld sterk ondervertegenwoordigd zijn. Een ander terugkerend kritiekpunt op loting is overigens dat de steekproef meestal sowieso te klein is in verhouding tot de omvang van de bevolking. Hoogleraar Tom van der Meer schreef hierover meer in het tweede punt van het artikel 3 redenen waarom loting geen oplossing is voor het democratisch tekort (2013).
Agendering, advisering en referenda
De Madrileense Observatorio zal minimaal acht dagen per jaar bij elkaar komen, en na dat jaar opnieuw geloot worden. De taken van de gelote raad zijn het agenderen van voor het welzijn van de inwoners van de stad relevante thema's, het uitwerken van voorstellen, en het toezien op de uitvoering door de gekozen gemeenteraad. De gelote raad zal zich mede laten voeden door de voorstellen die gedaan worden via een digitaal participatieplatform, decide.madrid, dat sinds 2015 bestaat. De raad zal steeds besluiten of er een referendum zal worden georganiseerd over het voorstel dat op dit platform het meeste steun krijgt en mag ook over eigen voorstellen referenda houden. Een zwak punt aan de geïnstitutionaliseerde Observatorio is, dat de steun ervoor, die weliswaar groot is onder de zittende politieke partijen, plotseling kan verdwijnen zodra de rechtse oppositie de volgende verkiezingen wint.
Oost-België
Ook de institutionalisering van loting in Duitstalig Oost-België is afhankelijk van steun door de gekozen vertegenwoordiging, maar in het Oostbelgische parlement is de steun ervoor juist breed. En er is een ander belangrijk verschil: in het Oostbelgische systeem worden agendering en advisering uit elkaar getrokken. Agendering van kwesties vindt plaats door de gelote burgerraad; advisering over deze kwesties wordt voorbereid door aparte, tijdelijke burgerjury's. Hier is bewust voor gekozen, om ervoor te zorgen dat de gelote burgers in de raad zich niet te veel als gekozen politici gaan gedragen, oftewel: dat ze zich niet gaan richten op koehandel, dus op onderhandeling en uitruil, maar juist op deliberatie, dus op inhoudelijke uitwisseling van ideeën en gezamenlijke meningsvorming.
Raad, jury's en parlement
De agenderende raad bestaat uit 25 burgers die voor een jaar geloot worden. Op regelmatige basis wordt een derde van de raad vervangen door nieuwe gelote burgers: rotatie. De voor specifieke thema's ingestelde jury's, maximaal drie per jaar, bestaan uit 25 à 50 gelote burgers. De adviezen van de jury's worden voorgelegd aan het gekozen parlement. Dat parlement moet besluiten wat er met die adviezen gebeurt en moet daarover verantwoording afleggen aan de gelote raad. Ook omdat verhoudingsgewijs veel burgers in het kleine Ostbelgien (77 duizend inwoners) direct of indirect bij de taken van de gelote instellingen betrokken zullen zijn, zal het voor de gekozen vertegenwoordigers lastig zijn om voorstellen van de jury's te negeren of selectief over te nemen.
De vraag is nu: wélke systemen van geïnstitutionaliseerde DMP's, deliberative mini-publics, dus gelote, deliberatieve burgerraden, zullen wáár in Europa nog meer worden ingevoerd, en hoe zullen ze functioneren?
Bron: Institutionalizing deliberative mini-publics in Madrid City and German Speaking Belgium – the first steps, Graham Smith, ConsitutionNet, 28 maart 2019